Het geslacht Barnardius, een populaire volièresoort

Eén van de best gekende vertegenwoordigers van het geslacht Barnardius is beslist de barnardparkiet. Door zijn veelvuldige mutaties, is hij de laatste jaren meer en meer belangstelling gaan winnen bij de kwekers. Maar naast deze soort vertegenwoordigt dit geslacht ook nog andere soorten.

Barnard parkiet

Frans: Perruche Barnard

Engels: Mallee ringneck parrot

Duits: Barnardsittich

Wetenschappelijk: Barnardius barnardi

Beschrijving

  • man: De voorhoofdsband is rood, de kruin en nek zijn stralend groen. De wangen zijn blauwachtig groen met een onduidelijke begrenzing aan de groene kopzijde. Het achterhoofd is versierd met een bruinachtige band; de hals heeft een smalle gele ring. De rug en mantel zijn blauwzwart. De onderzijde van het lichaam is turkoois groen verdeeld door een onregelmatige geeloranje band op de buik. De schouderdekveren zijn geel. De stuit is groen. De vleugels zijn groen met blauw op de buitenkant van de grote slagpennen. De middelste staartpennen zijn groen met een blauwe tint, de buitenste staartpennen zijn bleekblauw met een witte tint. De man heeft geen ondervleugelstreep. De snavel is grijsachtig wit, de iris is donkerbruin en de poten grijs.
  • pop: is als de man maar de kleuren zijn bleker, doffer. De rug en mantel zijn grijsachtig groen. Er is meestal een ondervleugelstreep. De kop is smaller en kleiner dan bij de man als eveneens de bek.
  • jongen: zijn gelijk aan de pop, maar hebben een bruinachtige kruin en nek. De rug en mantel zijn grijsachtig groen. In het algemeen is er een ondervleugelstreep. Tussen de leeftijd van 12-15 maanden krijgen de jongen het volwassen kleed.
  • gewicht: man ± 111 tot 143 gram en de pop ± 105 tot 138 gram
  • lengte: ± 35 cm.
  • geluid: De kontaktroep is een hogere meermalige toon die luidt: >>Kwink…<<. Bij gevaar een hardluidende metalische >>Chuk-chuck-chuck<< toon. Op de grond zijn ze stil.
  • ondersoorten: er bestaan buiten de nominaatvorm twee ondersoorten. Barnardius barnardi barnardi: leeft in het binnenland van het zuidoosten van Australië, Zuid-Queensland, Noordwest Victoria.
  • Barnardius barnardi whitei: verschilt sterk in kleur. Het groen is algemeen bleker. De rug is grijzig groen tot donkergroen met naar boven toe lopend enkele donkerblauwe pluimen. De kruin en achterhoofd zijn bruinachtig.
  • In de natuur zijn ook kruisingen met port-lincoln parkiet vastgesteld. Deze vogels hebben een gele buikband en een bruinige kop. Deze kruisingen treft men veel bij kwekers aan en zijn de zogenaamde barnardparkieten met een gele buikband. Dit is dus duidelijk geen ondersoort of met het met de woorden van de kwekers te zeggen een apart ras van de barnard. De raszuivere barnard heeft geen gele buikband maar een mooie geeloranje buikband. Maar spijtig genoeg is de barnardkruising al zo verspreid onder de kwekers dat men meer barnards met een gele band aantreft dan de soort met de geeloranje buikband. De Barnardius b. whitei hoort thuis in Flinders Range en in het bekken van het Eyremeer.
  • Barnardius barnardi elicrayi of cloncurry parkiet hoort thuis in het noorden van Queensland in de nabijheid van de stad Cloncurry. Ze is kleiner en de algemene kleur van de bevedering is meer bleekgroen. Ze hebben geen rode voorhoofdsband. De wangen zijn bleekblauw; de buik is heldergeel. Ze hebben dus geen band over de buik. Het gewicht is voor de man +/- 125 gram en voor de pop +/-103 gram. De lengte bedraagt +/- 33 cm. Soms wordt er onder de kwekers vermeld dat er 2 soorten Cloncurry’s zijn. De ene soort zou wat lichter zijn dan de andere, maar zelf heb ik hierover nergens informatie kunnen over vinden. De lichtere soort zou bij de kwekers beter in de markt liggen. Ik heb al wel deze kleurafwijkingen kunnen aanschouwen maar kan niet bevestigen dat er 2 ondersoorten zijn in de Cloncurry. Wel de eerder vermelde soort Barnardius Barnardi whitei.

Wildleven

In het wild bewonen barnardparkieten eucalyptusstruiken, begroeide streken, open bossen en bomen langs waterlopen. Ze leven paarsgewijs of in familiegroepjes. Ze voeden zich op de grond of op de buitenste takken van de bomen. Hun voedsel bestaat uit verschillende zaden, fruit, bessen, bloemen en nectar van de eucalyptus, knoppen en insecten.

Volière

Als huisvesting wordt er aanbevolen een volière van vier meter lang op één meter breed en twee meter hoog. Als minimum voor de barnard geldt een volière van drie meter lang op één meter breed en twee meter hoog. In kleinere vluchten gaat de vogel te snel vervetten en komt er van bevruchte eieren weinig in huis. Er dient een tochtvrij nachthok voorzien te zijn.

Het zijn houtknagers en vernielen een volière die uitgerust is in hout op korte tijd. Daarom moet het geraamte van de volière van metaal zijn of het houtwerk beschermd zijn door gaas. Geef ze geregeld verse takken en om ze bezig te houden of dennenappels. Voorzie de volières van dubbele gaas anders zouden de jongen van aangrenzende volières wel enkele tenen of een bek kunnen missen.

Meerdere paren barnards of Barnardius genre doen de kweek stimuleren. De paren zelf hun partner laten kiezen van jongs af aan is de meest aan te rade methode.

Er wordt vaak verteld dat er geen 2 Barnardius soorten naast elkaar gehuisvest mogen worden. Ik zelf denk er anders over. Door 2 Barnardiussoorten naast elkaar te huisvesten met wel natuurlijk dubbel gaas, zullen de mannen met elkaar meer ruzie maken, maar zullen ze niet snel hun pop achterna zitten. Waardoor ze sneller tot broeden overgaan. Ik heb deze experimenten uitgevoerd met rossellasoorten, psephotus soorten en nandayas en ze waren allemaal positief. Het enige nadeel is dat ze wat meer lawaai maken en sneller elkaar opwinden. Maar wat maakt dat nu uit.

Koloniebroed is mogelijk mits men over enorme volières beschikt en de paren van jongs af aan in die volière ondergebracht zijn. Maar ik prefereer aparte huisvesting het meest.

Moest men de partner van een stel verliezen, kan het soms moeilijk zijn om terug de overgebleven partner te paren. Men moet dit geleidelijk aan doen. Door eerst de nieuwe partner in de aangrenzende volière onder te brengen en de overgebleven partner zorgvuldig te bestuderen. Aanvaard hij zijn/haar nieuwe partner? Probeer zowel de oude als de nieuwe partner te veranderen van plaats. Een andere omgeving kan veel verrichten. Of laat de overgebleven partner kiezen tussen meerdere partners, maar observeer dit goed, aangezien hij/zij snel zijn/haar keuze gemaakt kan hebben en de resterende vogels zal achterna zitten.

Barnard parkieten zijn sterke vogels en zijn ons West Europees weer goed gewoon. Ze baden graag daarom dienen ze dagelijks over vers badwater te beschikken. Ze zijn minder gevoelig voor wormen dan rossela’s maar dienen toch geregeld ontwormd te worden. Ik gebruik Ripercol, dat ik verdun met water en hen dan de aangeduide cc geef berekend volgens hun gewicht. Panacur is een ontwormingsmiddel dat na veelvuldige toediening een immuniteit kan veroorzaken bij de vogels. Over dit alles heb ik in mijn vorige artikels ruimschoots bij stilgestaan.

Balts

Barnards durven vroeg wonen en kunnen al voor spektakel zorgen in midden februari. Wanneer de man zijn balts opvoert, hurkt hij voor het vrouwtje neer, maakt zijn schouders breed, trilt met zijn vleugels en laat een gekwetter horen. Hij beweegt zijn uitgespreide staart van links naar rechts.

Nestkast

Als nestkast wordt best een vierkant type gebruikt van 30 x 30 en +/- 50 cm hoog of een natuurblok. Het invlieggat moet een doorsnede hebben van ± 6 cm. Na een grondige ontsmetting van de nestkast, met een ontsmettingsmiddel goedgekeurd door de dierenarts, met name Virkon, kunnen de nestkasten eind februari al opgehangen worden. De barnard is een vroege broeder en twee legsels per jaar zijn best mogelijk. De nestkast wordt best in het nachthok opgehangen. Als nestvulling opteer ik voor een mengeling van turf en gekapte beuk.

Kweek

De pop legt vier tot zes eieren die door haar alleen in ± negentien dagen uitgebroed worden. De jongen worden geringd met een gesloten ring van +/- zes mm doorsnede. Na vijfendertig dagen vliegen de jongen uit, na nog eens vier weken zijn ze zelfstandig. Op een leeftijd van ongeveer één jaar zijn de juvenielen op kleur. Ze zijn kweekrijp vanaf hun 2 de jaar , eigenlijk hun derde, uitzonderlijk hun eerste jaar voor de poppen.

Agressief

Het is al even aangestipt; de barnardparkiet kan agressief zijn. Het gebeurt dat de man de pop dood. Heeft de liefhebber te maken met een agressieve man dan kan dit als volgt opgelost worden:

  1. De man in de aangrenzende volière naast de pop plaatsen. Als de man minder agressiviteit toont ( bvb hij tracht de pop door de draad te voederen) dan kan hij bij haar gelaten worden.
  2. De man in een kooi plaatsen binnen de volière waar de pop zich bevindt. Hier mag men de man ook pas los laten als hij de pop aanvaard heeft.
  3. De man kortwieken zodanig hij trager vliegt dan de pop.
  4. De man laten kiezen uit meerdere poppen en één van de drie bovenvermelde punten in combinatie hiermee toepassen.

Als de liefhebber een koppel heeft kunnen samenstellen zullen broedresultaten snel volgen. Deze methode kan eveneens toegepast worden voor elke agressieve parkiet- of papegaai soort

Verzorging

Hoe ik mijn vogels voed heeft u reeds kunnen lezen in mijn vorige artikels.

Kort komt het er op neer dat ik een zelf gemaakte zadenmengeling geef met veel witzaad, alle milletsoorten, hennep, negerzaad, gepelde haver, rijst, boekweit, cardi, wilde grassen, onkruidzaad, en een beetje zonnepitten. Verder worden er vogelmuur, herderstasje, weegbree, trosgierst, maïs halfrijp, fruit (appel, peer, wortel,…), wilde bessen (lijsterbes in beperkte hoeveelheid want dit kan giftig zijn)vuurdoornbessen, gekiemde zaden, melk geweekt brood en eivoeder.

Tijdens de kweek en in de koudere maanden verstrek ik meer zonnebloempitten om extra vetstoffen mee te geven.

Driemaal in de week krijgen mijn vogels kiemzaad. Elke dag wordt het water ververst.

Tijdens de kweekperiode krijgen mijn vogels elke dag een eivoedermengeling van drie verschillende eivoeders, gemalen wit brood, rusk, biergist, de nodige vitaminen en mineralen en natgemaakt met een geraspte wortel en rode biet en/of appel.

Verder beshikt elk paar over sepiaschelpen, jodiumstenen en een mengeling van 3 soorten grit (oestergrit, scherpe maagkiezel en gewone grit) en natuurlijk verse takken en twijgen van fruitbomen.

Mutaties

Ook bij de barnard zijn er een aantal mutaties bekend:

  • Cinnamon: In plaats van een groene bevedering heeft de bevedering een gelige schijn, de blauwe bevedering is opgebleekter, de vogels hebben rozige poten en een blekere hoornkleurige bek. Deze mutatie vererft geslachtsgebonden. Dit wil zeggen dat de man de mutantfactor doorgeeft en de pop nooit drager van de mutant kan zijn.
  • Pastegele: Deze vogel is enkel in het wild vastgesteld en lijkt enorm sterk op de lutino maar is te herkennen aan de blauwe schijn die zich in de donkergele bevedering bevindt. Lutino’s hebben dit nooit
  • bont: Deze mutatie komt bij alle vogelsoorten voor. Het is een wildkleur met gele of witte pluimen in de vleugels, staart en andere delen van de bevedering. De vererving bij de barnard parkiet is niet zeker gekend. Waarschijnlijk zou het gaan over een dominante vererving. Dit wil zeggen dat er met een mutant al voor nakweek mutanten gezorgd kan worden.
  • blauw: De oorspronkelijke blauwe barnard parkiet is via de barnard met gele buikband in het leven gekomen. Nu vandaag echter is de blauwe met donkere rug het meest begeerd. Dit is een recessieve vererving d.w.z. zowel man als pop zijn drager van de blauwe factor.
  • geel: Dit is een ver gevorderde bonte mutatie die te vergelijken is met de goudgele mutatie bij kakarikieparkiet.
  • Hemelsblauw: Dit is een combinatie van cinnamon met blauw.
  • Albino: Dit is de mutatiecombinatie die bekomen wordt door lutino met blauw te combineren. Men spreekt hier over een witte vogel met rode ogen.
  • Harlekijn: Bij deze spectaculaire mutatie die ondertussen ook in België en Nederland aanwezig is, spreekt men van 2 types: de gele en oranje harlekijn. Bij beide mutanten blijft de rode voorhoofdsband behouden. De blauwe wangen zijn zeer licht bleek blauw. De borst en de buik zijn bij de gele harlekijn geel oranjeachtig met enkele oranje pluimen erdoorheen. De vleugels en rug blijven idem als bij de wildkleur. Sommige exemplaren hebben enkele gele veren op de rug. Bij de oranje harlekijn is de borst en buik oranjerood met gele bevedering rondom de zijkanten van de nek. Hier en daar bevinden zich gele pluimen doorheen de borst en buik. De vererving zou dominant zijn maar er is nog geen zekerheid of er enkelfactorige of dubbelfactorige mutanten zijn.
  • Donkergroen: Deze mutant die momenteel zich in Duitsland vertoeft is een vogel waarbij het groen donkerder is.
  • Kobaltblauw: Dit is de zogenaamde donkere versie van blauw. De echte kobalt is er nog niet, omdat men daar de olijf factor voor nodig heeft.
  • Mauve: Deze mutant bevindt zich ook in Duitsland en het gaat over een vuilgrijs blauwige vogel. Deze mutant is nog vrij klein en er dient nog grondig aangewerkt worden om het tot een volwaardige mutant te brengen.

Bij de Cloncurry parkiet:

  • De fallow mutant. Dit is een opgebleekte vorm van de Cloncurry met rode ogen.
  • De gele mutant in het wild waargenomen
  • Een zwarte zoals deze momenteel bij de rosella en grasparkiet vertegenwoordigt zijn. Deze zwarte lijkt sterk op de Port-Lincoln parkiet. Hij heeft enkel geen rode voorhoofdsband en er is meer blauwgroene schijn in het zwart op de kop. Deze vererving is recessief.

Zuiverheid

Ook bij de beschrijving van deze soort kan ik het niet nalaten om te zeggen dat er zeer veel aandacht moet geschonken worden aan de zuiverheid van de soorten. Er zijn nu reeds tal van kruisingen vastgesteld met de ondersoorten, twenty-eight parkiet, port-lincoln, penant, bleekkop, geelbuik en strogeel , rosella en roodrug. Waarom vermeld ik dit in dit artikel? Wil ik de kruisingen aanmoedigen? Zeker niet, zoals je uit mijn vorige artikels kon afleiden, zou je moeten weten dat ik zeker zulke paringen niet supporter. Ik vermeld dit omdat het merendeel van de kwekers tegenwoordig onze hobby als geldkwekerij aanzien. Allerlei nieuwe mutaties zien het daglicht. Er worden bonte strogele rosella’s gekruist in penanten om zo na enkele jaren de bonte penant te bekomen. De fout dat de kwekers maken is echter dat vroeg of laat de jongen die voortvloeien uit zulke kunstmatige mutaties, terug zullen stammen naar hun voorouders. Dus men moet niet verbaast zijn als men plots tussen een nest jongen een zonderling aantreft, die veel neigingen heeft met een ander ras. Over zulke praktijken wordt er nooit in geen enkel tijdschrift iets vermeld. En toch weet iedereen dit. Hoeveel kwekers zijn nu momenteel niet in het geheim (en zelfs in openbaar) aan het werken om een blauwe rosella of albino te kunnen bekomen via stanley en penant rosella? Want iedereen wil de eerste zijn, omwille van het feit dat er gekke prijzen worden gegeven voor de eerste mutanten. Daarom deze melding aan iedereen die van raszuivere vogels houdt en liefst raszuivere mutaties heeft. Let goed op die kleine details. Beetje rood of geel op het voorhoofd, kan al veel vertellen, evenals grootte van de vogels en doffere kleuren. Want al dat gesjoemel gaat vroeg of laat eindigen in een regelrechte ramp. De mutatiekweek gaat zo snel instorten dat er op de duur geen vraag meer is naar mutanten. Dan zal er de vraag gesteld worden: “Waar is de wildkleur gebleven?” De tweede fout dat vele mutatiekwekers maken is het niet respecteren van de weg van het kweken van een mutant tot het op de markt brengen ervan. Alvorens er een volwaardige mutant op de markt kan gebracht worden, moet er zorgvuldig een weg uitgezocht worden om sterke mutanten te kweken, zodat de mutant niet even snel verdwijnt zoals hij in het leven is gekomen. Voor een goed voorbeeld verwijs ik naar een goede Franse vriend van mij die momenteel bezig is om de gouden goudmantel rosella als mutant op te bouwen. Van deze vogels zijn er niet veel exemplaren en de kweker heeft eerst de mutant gepaard aan een wildkleur dit in tegenstelling tot er velen al de stap broer tegen zuster of vader tegen dochter zouden overwegen. Neen de goede stap is laat het ouderpaar waar de mutant uit voortgekomen is bij elkaar en hoop dat ze voor nog mutanten zorgen. Paar de mutanten aan wildkleuren, die van uitermate goede kwaliteit zijn, om zo de vererving te weten te komen. Pas als de vererving geweten is kan men de paring split tegen mutant uitvoeren. Niet eerder. Meng zeker geen andere mutanten in de nieuwe mutant, want zo zal het enkel moeilijker worden om de vererving te ontdekken. Deze methodes verrichten alle Australische kwekers. Het resultaat is dat hun mutaties veel mooier en sterker zijn dan de onze. Wat doen wij mis: 1. Het inbrengen van mooie zuivere wildkleuren met perfecte grootte en houding (dit zal vroeg of laat niet meer mogelijk zijn omdat er bijna geen zuivere wildkleuren zijn en omdat er hier nog veel te weinig aandacht besteed wordt op formaat en zuiverheid)

Het te snel inbrengen van een andere mutant in de bestaande of nieuwe mutant. Dit leidt alleen maar tot een warboel voor de vererving en brengt kleinere en verzwakte vogels met zich mee, die op zich nog een grote kans hebben om drager van erfelijke ziektes en afwijkingen te zijn. Daarom beste kwekers: Bezint eer ge begint. En wil je het op de lange en vruchtbare weg doen, kijk dan uit voor al die kruisingen. Respecteer de wildkleur en laat U niet snel verleiden tot het kruisen van soorten. Want dit zal vroeg of laat ernstige gevolgen hebben voor onze hobby.

Port-Lincoln parkiet

Frans: Perruche de Bauer of Perruche Port-Lincoln

Engels: Port-Lincoln parrot

Duits: Kragensittich

Wetenschappelijk: Barnardius zonarius

Beschrijving

  • man: De kop is zwart ; de onderkant van de wangen zijn blauwviolet. De nekband is geel. De vleugels, rug en stuit zijn donkergroen. De keel en borst zijn blauwachtig groen. De buik is geel; de onderstaartveren zijn geelachtig groen. De buitenrand van de vleugel is diepblauw. De middelste staartpennen zijn donkergroen met een blauwe tint; de buitenste staartpennen zijn bleekblauw met een witte tint. De man heeft geen ondervleugelstreep. De snavel is grijsachtig wit; de ogen zijn bruin, de poten grijs.
  • pop: is als de man maar de kop kan iets minder zwart zijn en er is in het algemeen geen ondervleugelstreep Meestal heeft de pop een iets smallere en kleinere bek en kop.
  • jongen: Hebben dezelfde kleuren maar de kop heeft een bruinachtige tint. De poppen hebben een ondervleugelstreep, maar de meeste mannen die niet. Tussen de leeftijd van 12-15 maanden krijgen de jongen het volwassen kleed.
  • gewicht: man ± 142 tot 170 gram en de pop ± 121 tot 136 gram
  • lengte: ± 37 cm.
  • geluid: De kontaktroep is min of meer te vergelijken met die van de Barnard parkiet.
  • ondersoorten: er bestaan buiten de nominaatvorm drie ondersoorten. Barnardius Zonarius zonarius: Ze leeft in het binnenland van West en Zuid-Australië.
  • Barnardius Zonarius semitorquatus: De twenty-eight parkiet. Ze hoort thuis in Zuidwesten van Australië. De buik is helderder groen dan de borst en er is een rode voorhoofdsband. Deze ondersoort is groter dan de Port-Lincoln parkiet. 40 cm voor de man en 38 cm voor de pop.
  • Barnardius Zonarius occidentalis: Deze soort leeft in het midden van West-Australië. Ze is kleiner. De buik is citroengeel. De onderkant van de wangen zijn lichtblauw. De kop is grijsachtig zwart. Dit is de zogenaamde gele Twenty-eight.

Net zoals de Barnardparkieten kunnen de bovenvermelde soorten goed tegen ons West-Europees weer.

Voor de twenty-eight parkiet wordt er een diep donkergroene buik gevraagd. Dit kan er bekomen worden uit selectief te kweken. Bij de meeste kwekers treft men twenty-eight parkieten aan met een afgeboorde groene buik. Meestal zijn de split voor blauwe twenty-eight parkieten lichter van buik dan de wildkleur.

Wildleven

In het wild bewonen de bovenvermelde soorten eucalyptusbossen, in kustgebieden van het Zuidwesten, droge gebieden met struikgewas, begroeid en woestijnachtige vlaktes van het binnenland.

Balts

Bij het opvoeren van de balts hurkt de man voor het vrouwtje met enigszins opgeheven en trillende vleugels (vergelijkend met de balts van de barnard parkiet) Al kwetterend beweegt hij heel vlug zijn kop op en neer, zijn uitgespreide staart beweegt hij vlug van links naar rechts. Het kan voorvallen dat er bij de Twenty-eight parkiet,een periode van 3 weken voor de paring er een hevige ruzie is tussen de man en de pop. Dit heeft zelfs al geleid tot het verlies van bovenbekken. De Twenty-eight parkiet is de meest agressieve soort van het geslacht Barnardius. De port lincoln is de minst agressieve soort van dit geslacht. Maar bij deze soort hamer ik nog even op het feit dat ze geen enkel spoortje rood op hun voorhoofd mogen hebben, een diepgele mooi afgelijnde buik zonder witte schijn en niet te groot mogen zijn. Is dit niet het geval (bv. Groter dan de voorgeschreven lengte) dan heeft men te maken met een kruising van Twenty-eight met Port-Lincoln.

Nestkast

Als nestkast wordt best een vierkant type gebruikt van 30 x 30 en +/- 60 cm hoog of een natuurblok. Het invlieggat moet een doorsnede hebben van ± 7cm, als dit te klein is zullen ze dit zelf wel met hun bek aanpassen aan hun ideale grootte. Reinig eerst de nesten zorgvuldig en als nestvulling kan er dezelfde nestvulling als bij de barnardparkiet vermeld, gebruikt worden. Let wel op want in tegenstelling tot de barnard parkiet wordt er hier best minder nestvulling aangebracht. Want Twenty-eight en port lincoln parkieten blijven in de nestvulling woelen en graven tot ze de bodem hebben. Zelf doet Jos Aertgeerts, de persoon die met het geslacht Barnardius de meeste ervaring heeft, stukjes hout op de bodem samen met wat turf en gekapte beuk. Dit zullen ze fijn knagen tot ze zelf een nest naar hun keuze hebben. Zelfs de binnenzijde van het nestblok wordt afgeknaagt en dient als nestmateriaal.

Kweek

De kweekperiode bevindt zich in maart. De pop legt vier tot zeven eieren die door haar alleen in ± 20 dagen uitgebroed worden. De jongen worden geringd met een gesloten ring van +/- 6 mm. Na 35 dagen vliegen de jongen uit en na nog een 50 dagen zijn ze zelfstandig. Maar als de jongen wat langer bij de ouders blijven, zal dit hun enkel maar sterker maken. Jos Aertgeerts heeft zelfs een keer een heel agressieve Twenty-eight man gehad die hij 3 verschillende poppen gegeven had. Telkens als de pop ging broeden verzette hij de man bij een andere pop. Zelfs tot 3 maal toe had deze man elke pop bevruchte eieren geschonken. Dit vermeld ik even, omdat dit toch een rariteit is onder zulke soorten. Het zijn toch niet alleen kanaries die dit kunnen. Port-Lincoln parkieten kunnen net zoals de Barnardparkieten gemakkelijk overgaan tot een 2 de broedsel.

Verzorging

Dit is idem aan de barnardparkiet.

Mutaties

Ook bij de Twenty-eight en port-Lincoln parkiet zijn er een aantal mutaties bekend:

1. Twenty-eight:

  • Blauw: Deze recessieve vererving is momenteel zeer populair bij de kwekers. Het gaat over een mooie blauwe vogel waarbij we trachten de onderbuik even diepblauw te krijgen als de borst. Men moet een doorlopend geheel van diepblauw bekomen zonder een afscheiding.
  • Geel: Er is een zwartoog gele die recessief vererft. De kleuren zijn voor de rest idem aan de lutino.
  • Bont: Deze dominante vererving is de gekende mutant met de gele pluimen doorheen de bevedering.
  • Cinnamon: Deze geslachtsgebonden mutatie geeft een parkiet met een sterk in kleur verminderde rode voorhoofdsband en de andere kleuren van de bevedering zijn sterk opgebleekt.
  • Lutino: Een donkergele vogel met rode ogen en rozige poten en witte wangen en rode voorhoofdsband
  • Grijs: Deze mutant heb ik in Nederland mogen aanschouwen het gaat hier over een vuil grijze vogel.
  • Olijf: Dit is een dominante vererving met een enkel en dubbelfactor. Deze mutatie tast alle kleuren aan behalve de blauwe.
  • Groen: Een Australische collega van mij melde mij dat er enige tijd geleden een groene Twenty-eight in het wild is gerapporteerd. Het zou een gans groene Twenty-eight parkiet zijn met enkel het behoud van de zwarte kopkleur. Al de andere kleuren zijn groen.
  • Kobalt: Met de combinatie van olijf en blauw bekomt men de zeer mooie donker blauwe (kobalt) Twenty-eight.
  • Albino: Uit de combinatie van blauw en lutino komt deze mutant voort.
  • Mutatiecombinaties met bovenvermelde kleuren

2. Port-Lincoln parkiet:

  • Blauw: Zeer mooie mutatie, geeft een blauwe vogel met witte mooi afgelijnde onderbuik .
  • Waarschijnlijk zullen ook de bovenvermelde kleuren met overkruisingen via Twenty-eight parkiet al ingekweekt zijn in de Port Lincoln.

Slot

De barnardiussoorten zijn tamelijk gemakkelijke kweekvogels. Ze zijn aan te bevelen aan zowel beginnende als aan gevorderde kwekers. De vogels moeten – weze het nog gezegd – wel apart gehuisvest worden. In een collectie parkieten misstaat deze soort nooit. Och ja, wist u ook dat de barnardiussoorten als pleegouders kunnen gebruikt worden voor de rosellasoorten maar ook voor de andere Barnardiussoorten en zelfs voor de roodkapparkiet! Ze zijn minder agressief dan rosellasoorten en hebben een iets kalmere natuur. Let wel enkel op hun vernielzucht.